In het boek ‘Zo werkt de Formule 1’ legt Olav Mol het een en ander uit over de remmen van een Formule 1-auto.
Met meer dan 350 km/u over het rechte stuk gaan is leuk, maar ook een Formule 1-auto moet uiteindelijk altijd weer afremmen. De enorme bewegingsenergie die de auto dan heeft moet eruit worden gehaald en dat doen de remmen, die deze energie omzetten in warmte. De remblokken en -schijven van een F1-auto die maximaal afremt van 350 naar 70 km/u warmen op van 400 naar soms meer dan 1000°C. De coureur die bovenop zijn rem staat krijgt meer dan vijf keer zijn eigen lichaamsgewicht aan g-krachten te verwerken.
De werking van het remsysteem is eenvoudig: de remschijf draait met het wiel mee en een remklauw met een remblok erin wordt op de schijf gedrukt. De druk van het rempedaal perst remvloeistof in het systeem dat de remblokken op de remschijven drukt. Om de schijven te koelen wordt de rijwind met flapjes op de voorvleugel en onder de auto (brake ducts) op de schijven en de blokken geblazen, die ook nog eens geperforeerd zijn met meer dan 1000 gaatjes om de lucht er ook zoveel mogelijk doorheen te laten stromen. Een deel van de hitte, die van de remmen op de achterwielen, wordt opgevangen door de MGU-K, die het weer omzet in elektrische kracht voor de motor.
De remmen bestaan voornamelijk uit carbonfiber. Het is hittebestendig, sterk en ook nog eens heel licht. Een losse remschijf van 2,8 cm dik en 27,8 cm in diameter weegt slechts één kilo. Het is wel een hele dure schijf. Het maken ervan kan, door alle chemische processen die het materiaal steeds sterker en hittebestendiger maken, wel vijf tot zes maanden duren.
Een coureur kan tijdens het racen met de knop op zijn stuur bepalen hoeveel van de remkracht naar voren en naar achteren gaat. Die verhouding bepaalt mede hoe de auto bepaalde bochten doorgaat. Doorgaans gaat er iets meer (51 tot 60 procent) naar de voorwielen, terwijl in de regen juist meer kracht achter is gewenst.
Wil je meer weten over de achtergronden van de Formule 1? Lees dan ‘Zo werkt de Formule 1’.
