Wedstrijdleider Charlie Whiting zegt dat het niet aan de wagens ligt dat er in 2017 veel minder inhaalacties waren dan in 2016, maar aan de teams. Het afgelopen seizoen werden de bredere Formule 1-wagens met hooggespannen verwachtingen geïntroduceerd, toch viel de actie op de baan tegen. Het aantal inhaalacties daalde met 47% ten opzichte van het seizoen daarvoor, wat neerkomt op 431 inhaalacties.
De bredere wagens hebben meer downforce wat er in theorie voor zorgt dat het veel moeilijker is om in te halen als gevolg van de toegenomen ‘vuile lucht’ achter de wagens. Onder meer Red Bull-coureur Daniel Ricciardo sprak zich aan het eind van het afgelopen seizoen al uit over dit nadelige gevolg van de nieuwe wagens: “De bredere wagens zien er fantastisch uit en zorgen voor meer grip, maar ze nemen veel meer ruimte op de baan in en er is minder schone lucht wat achtervolgen lastiger maakt”.
Huiswerk
Whiting is het in een interview met de New York Times niet met deze uitleg eens. “Ik denk niet dat de wagens het probleem zijn, maar de teams. “Het grootste probleem dat we dit jaar hebben gehad is dat de drie grote teams -als je ze zo wil noemen- Mercedes, Ferrari en Red Bull aantoonbaar sneller zijn dan de rest. Ik denk niet dat het racen slecht was, maar sommige teams hebben hun huiswerk nu eenmaal beter gedaan dan andere teams. Dat is overigens niets nieuws in de Formule 1”, aldus Whiting.