Günther Steiner vindt het budgetplafond dat vanaf 2021 in werking treedt aan de hoge kant. De teams mogen in de toekomst nog 'maar' 158 miljoen euro ($175 miljoen) per jaar uitgeven, maar de meeste teams komen nu al niet eens aan dat bedrag.
En dus had de teambaas van Haas liever een nog lagere cap gezien, van 91 miljoen tot 109 miljoen euro ($100 miljoen tot $120 miljoen). Toch realiseert hij zich dat dat misschien iets te veel gevraagd zou zijn van de grote teams: "Het belangrijkste zou zijn om een nog lager budgetplafond te hebben, maar - en dat hebben we ook besproken - voor de grote teams is het al een grote stap om terug te gaan van wat ze nu uitgeven naar wat er in de reglementen staat. Het is niet makkelijk voor ze. Het heeft ze twintig jaar gekost om tot dit uitgavenpatroon en deze omvangrijke organisaties te komen. Je kan dat niet in een jaar tijd halveren, daar is tijd voor nodig. Ik zou graag teruggaan naar 100 tot 120 miljoen dollar per jaar. Iedereen heeft dat bedrag: ik denk dat je dan pas echt een eerlijker speelveld krijgt."
Steiner voegt er aan toe dat de kleinere teams de komende jaren een enorme uitdaging wacht. Waar de grote teams volgend jaar - als er nog geen plafond is - al naar hartenlust geld kunnen uitgeven aan het ontwikkelen van de nieuwe auto, daar ligt dat voor de kleinere teams wat ingewikkelder. Die hebben een deel van het budget nog hard nodig voor de lopende zaken en kunnen dus minder ver vooruit werken: "Vooral het eerste jaar zal duurder zijn omdat een hoop dingen veranderen. Nu neem je wat onderdelen van een auto mee naar het volgende seizoen. Hoe langer je met dezelfde regels werkt hoe meer je kunt meenemen, maar in 2021 kan dat natuurlijk niet."