Het Formule 1-bid van Zandvoort kan niet rekenen op financiële steun van de overheid, zo valt te lezen in een brief van minister voor sportbeleid Bruins, gericht aan de Tweede Kamer. Daarmee komt de organisatie van een Nederlandse Grand Prix op zeer losse schroeven te staan.
Formula One Management (FOM) stelt als voorwaarde dat de overheid van een land waarin een Grand Prix plaatsvindt een "substantiële bijdrage levert". Zandvoort wilde aan deze eis invulling geven door een overheidsbijdrage te vragen van 7 miljoen euro per jaar. Later verlaagde Zandvoort deze bijdrage naar 5 miljoen euro per jaar. Dit bedrag zou de komende drie jaar geleverd moeten worden, omdat Zandvoort een principeakkoord heeft bereikt met de FOM voor een Nederlandse Grand Prix in 2020, 2021 en 2022.
Het Kabinet weigert echter om geld te steken in een Grand Prix. "Ten eerste is hier sprake van een commercieel sportevenement waarbij de rechten in handen zijn van een Amerikaans beursgenoteerd bedrijf", zo valt te lezen in de brief van Bruins.
"Het kabinet is van mening dat een rijksbijdrage daarom niet nodig, noch gerechtvaardigd is. Ook andere commerciële sportevenementen kunnen zonder financiële steun van de Rijksoverheid worden georganiseerd. Daarnaast zijn er, gezien de omvang en impact van de GP Formule 1, voldoende mogelijkheden voor het Nederlands bedrijfsleven om hieraan een financiële bijdrage te leveren en daar voordeel uit te halen. Ook is een hoge ticketopbrengst te verwachten."
De minister geeft later in de brief aan dat de overheid wél wil helpen in het faciliteren rondom de Grand Prix. Daarmee gaat Bruins echter voorbij aan het punt dat er zonder substantiële overheidssteun, helemaal geen Nederlandse Grand Prix komt. De beslissing van de minister is dus ook slecht nieuws voor Assen, dat ook nog hoopt op een Nederlandse GP.
Zandvoort heeft nog tot en met 31 maart om met een oplossing te komen. Die datum heeft de FOM als deadline opgelegd.
